29 februari 2020 Surabaya

29 februari 2020 - Surabaya, Indonesië

De laatste volle dag en ook de laatste dag dat we op zoek gaan naar Edu’s verhaal. Opstaan is lastig, we hebben als een blok geslapen. Naar het ontbijt, vandaag gaan we voor pancakes met ahornsiroop, mmmmmm. De ingewanden zijn weer behoorlijk rustig gelukkig. We verhuizen naar de lobby voor ons vaste recept. De vriendelijke bediening komt het nog net niet gelijk brengen, ze kennen ons inmiddels. Ik vraag de receptie hoe wij onze bezoeken vandaag het beste kunnen doen. We willen naar het doorgangskamp waar Edu heeft gezeten voor hij naar Singapore werd getransporteerd en we willen naar de haven. En als het kan willen we ook nog een paar historische locaties bezoeken. Het is even zoeken waar het doorgangskamp ligt. Het blijkt de voormalige Hoogere Burgerschool, een gebouw dat ook nu nog een educatieve functie heeft. Samen met inmiddels 5 personeelsleden van dit hotel komen we er wel uit. Op hun advies bestellen we een auto met chauffeur voor 3 uur. Die komt ons om 11.00 uur ophalen. Ik gebruik de tussentijd om wat foto’s te maken van het interieur en de tuinen van het hotel. Het is een gebouw waar ik me heel erg op mijn gemak voel. Bijzonder dat er ondanks alles wat hier gebeurd is zo’n positieve energie hangt. 

Alfonso is natuurlijk stipt op tijd. Hij is goed door het hotel geïnformeerd en snapt goed wat we willen. We rijden eerst naar de HBS. Daar blijkt opnieuw hoe belangrijk het is dat je een tussenpersoon bij je hebt als je wat wil zien. Het duurt even, maar dan blijkt dat er een docent komt om ons een beetje rond te leiden en wat te vertellen over deze school. Hij laat ons zien wat het oude deel is, we krijgen een kijkje in de leslokalen die nog net zo zijn als vroeger. In een aantal wordt zelfs het originele meubilair nog gebruikt (lessenaars met ruimte voor een inktpotje). Direct als we binnen zijn krijg ik kippenvel. Het is niet gek dat dit gebouw werd gebruikt als doorgangskamp. De toegang en de grotere ruimten zijn door middel van hekken af te sluiten, de ramen bevatten metalen rasters en de klaslokalen konden met sloten worden vergrendeld. Deze oude school bevat een groot binnenplein dat vanaf de eerste verdieping goed in de gaten te houden is. Het is zeker geen akelig gebouw, integendeel. Maar het besef dat het in de Tweede Wereldoorlog anders is gebruikt is tastbaar. De onderwijzer neemt afscheid, hij heeft weinig tijd, of is het feit dat wij voor de historie komen te ingewikkeld…. We weten het niet, we bedanken de meisjes bij de ingang en gaan terug naar Alfonso onze chauffeur.

Als we langs Tugu Pahlawan (Heldenmonument) rijden vraagt Alfonso of we dat willen bezoeken. Het monument is ruim 40 meter hoog en heeft een museum met onder andere diorama’s over de periode 1945-1948. Dat willen we zeker. We wandelen over het terrein naar het museum dat in de kelder zit. Het is indrukwekkend om te zien wat hier na de capitulatie van de Japanners is gebeurd. Een bizarre periode waarin grote tegengestelde belangen leidden tot een heftige strijd om de macht en vele slachtoffers. Het is goed om te zien hoe de geschiedenis vanaf de andere kant wordt verteld. Een kant waar we steeds meer zicht op krijgen.

Als we uit het museum lopen zien we Alfonso niet, we lopen heen en weer, denken dat we weten welke auto het is, maar twijfelen. Gelukkig heeft hij ons zijn telefoonnummer gegeven. We vragen een aantal Indonesiërs of ze hem willen bellen. Grote hilariteit als hij 2 auto’s verder de deur opendoet. Hij was even een tukje gaan doen! 

Onze volgende stop is minder heftig, Jembatan Merah, de rode brug. De brug was een strategisch punt in 1945 tijdens de strijd om Surabaya. In de omgeving van de brug zijn nog diverse koloniale gebouwen te vinden. Sommige goed onderhouden en/of gerestaureerd maar velen helaas vervallen. Een van de beter onderhouden gebouwen is House of Sampoerna, het sigarettenmuseum. Misschien kunnen we dit morgenochtend voor ons vertrek naar Nederland nog bezoeken. Edu rookte heel graag kretek sigaretten, Indonesische sigaretten met kruidnagel. Dat was voor ons de enige zichtbare verbinding met Indonesië.

We gaan door naar Tanjoeng Perak, de haven waar Edu 5 februari 1943 moest inschepen op de ‘Maebashi Maru 2’ om na een tocht vol ontberingen en honderden zieken op 9 februari 1943 in Singapore aan te komen. Het verhaal is dat de mannen in open vrachtauto's in de stromende regen werden getrans­porteerd naar de kazernes van Changi. Bij aankomst hadden ongeveer 300 krijgsgevangenen dysenterie, zij moesten naar een ziekenhuis. Een groep van 1000 van deze krijgsgevangenen voer op 2 april 1943 op de ‘Hawaii Maru 1’ naar Japan. De overige mannen gingen met treintransporten naar Ban Pong, het beginpunt van de Birmaspoorweg in Thailand. Edu is niet naar Japan gegaan maar of hij in Singapore is gebleven of naar Thailand is getransporteerd, dat weten we (nog) niet. 

De haven bestaat uit 2 delen, een militair terrein (marine) en een civiel deel waar containers worden overgeslagen, wordt gehandeld en burgers en (lokale) toeristen aankomen en vertrekken naar andere Indonesische eilanden. Er liggen nog diverse oude houten schepen, niet groot genoeg om 1900 man te vervoeren maar mogelijk wel net zo oud als de schepen van toen. Ze doen nog steeds dienst als transportmiddel voor kleine en grotere vrachten, er wordt hier en daar dan ook druk in- en uitgeladen. 

Het is vandaag behoorlijk warm, de zon schijnt volop. Alfonso is slim, die heeft in de schaduw een kop koffie bij een kraampje besteld. Als wij puffend terug komen lopen wil hij opstaan. Nee, nee, drink je koffie rustig op, wij bestellen een colaatje, kunnen we ook even bijkomen. De dames van dit kraampje vinden het maar wat leuk dat we even gaan zitten. Natuurlijk worden er weer foto’s gemaakt en wordt er gelachen. De chauffeur komt ook los, fijn, we zijn blij met hem!

Dit zou de laatste stop zijn, maar we hebben in de auto uitgevogeld op welk station Edu waarschijnlijk is aangekomen vanuit Bandung. De kans is groot dat dit het Gubeng station was, dat ligt namelijk dicht bij de HBS waar we vanochtend zijn gestart. Alfonso vindt het allemaal prima.

Het station is gerenoveerd, de structuur is gebleven en er zijn nog diverse oorspronkelijke details zoals glas in lood, oude lampen, hekwerk etc. Als er een trein wegrijdt voelt het opnieuw onwerkelijk. Bijna 80 jaar geleden kwam Edu hier aan, zijn tocht zou nog veel erger worden, zijn toekomst onzeker.

Als Elise vraagt waarom ik het over Edu heb en hem niet opa noem (zoals ik ook over mijn eigen vader praat) realiseer ik me dat ik hem pas Edu noem sinds ik begonnen ben met zijn verhaal. Edu als opa ken ik, een zachtaardige, vriendelijke man die ik nooit boos heb gezien. Maar de man die in Java is opgegroeid ken ik niet, net zo min als zijn geschiedenis, zijn geluk, zijn worstelingen, zijn trauma’s. Op de een of andere manier heb ik het gevoel hem recht te doen door hem Edu te noemen, het jongetje dat misschien eerst Eddie werd genoemd en opgroeide tot Edu. Later werd hij de man van Huibertina en vader. Ik leerde hem pas kennen als schoonvader en opa in een heel andere wereld. Een wereld waar ik hem nooit Edu zou noemen. Voor Elise is en blijft het opa, opa Doll.

Terug in het hotel is het echt even bijkomen, dat doen we op onze manier met cappuccino, cheesecake van cassave en een vruchtengebakje met lychees. Als het op is verhuizen we naar het zwembad, daar moeten we toch tenminste 1 keer gebruik van maken. Het water is heerlijk maar het voelt wat ongemakkelijk. Wij zijn in badpak en bikini terwijl de paar andere vrouwen die rond het zwembad zitten, aangekleed en met hoofddoek aan de kant blijven. Gelukkig komt er nog een stel waarvan de vrouw in bikini is. Toch pak ik een handdoek voor Elise als ze het water uit wil en hullen we ons daar ook in als we aan de kant zitten. We voelen ons anders wel heel erg bekeken. 

Het is gelukkig bewolkt, we lezen en ik heb mijn Indonesische haakwerkje opgepakt. Beetje opdrogen en dan terug naar de kamer voor een heerlijke douche. Terwijl Elise uitrust op bed surf ik weer wat op Internet. Daar doe ik een bijzondere ontdekking. Ik vind de stamkaart van Antonius. In zijn tijd als ambtenaar werden stamkaarten bijgehouden waarop de carriere inclusief standplaatsen van de betreffende ambtenaar werd ingevuld. Met deze stamkaart vinden we weer een paar puzzelstukjes. We denken eerst dat Jacoba en Antonius in Den Haag met de handschoen zijn getrouwd en dat Jacoba pas later naar Indonesië is afgereisd. Later vandaag zal blijken dat dit niet juist is en dat Antonius en Jacoba na hun trouwen samen naar Jakarta (het voormalig Batavia) zijn gereisd. Uit de stamkaart valt ook af te lezen dat ze twee keer naar Nederland zijn geweest. Als je 6 jaar in Indonesië had gewerkt mocht je voor 8 maanden terug om energie op te doen. Antonius, Jacoba en Edu hebben dat in 1926 en in 1933 gedaan. Edu was de eerste keer pas 6 jaar en de tweede keer 13 jaar. 

De laatste avond in Indonesië, dus gaan we uit eten. We krijgen advies van het hotel, we gaan naar Pondok Tempo Doeloe (huisje van vroeger), een restaurant waar veel Indonesiërs eten. We gaan natuurlijk met de taxi. Het blijkt inderdaad een restaurant voor de lokale bevolking, het zit vol met familie’s en dus rennende prinsjes en prinsesjes. Het is brandschoon en best fel verlicht. In eerste instantie hebben we het gevoel niet echt welkom te zijn, maar waarschijnlijk is het de hectiek waardoor de bediening wat minder aardig lijkt. We storen ons er zo min mogelijk aan en bestellen gefrituurde garnalen, gefrituurde kip, groente met pindasaus, witte rijst en kroepoek. En ja het klopt het eten is superlekker en kost bijna niets. Een toetje zit er niet in, de ijscoupes durven we echt niet te nemen, in het vliegtuig liever geen problemen… Bij het betalen is iedereen minder gestressed en kan er zelfs een glimlach af. Er wordt zonder problemen een taxi besteld, koffie nemen we wel in het hotel. 

In het hotel gaan we nog even verder op onderzoek. Ik vind passagierslijsten van de schepen waarmee Antonius en Jacoba hebben gevaren. Hun vertrek van Nederland naar Indonesië maar ook hun reizen als gezin naar Europa en weer terug naar Indonesië. Daaruit blijkt dus dat Antonius en Jacoba eerst getrouwd zijn en daarna samen naar Indonesië zijn vertrokken. Elise vindt nog iets anders bijzonders, de adressen waar Antonius en Jacoba voordat ze elkaar leerden kennen hebben gewoond. En daaruit blijkt dat ze elkaar zeer waarschijnlijk ergens tussen 1913 en 1919 in Den Haag hebben leren kennen. Wauw weer een belangrijk stuk van de puzzel.

Tijd om te gaan slapen, morgen inpakken, misschien nog House of Sampoerna en dan naar het vliegveld. 

2 Reacties

  1. Bob:
    1 maart 2020
    Hoi Sylvia en Elise,
    Een behouden reis terug naar Nederland!
  2. Hilda Alsemgeest:
    1 maart 2020
    Hallo Sylvia en Elise.
    Wat heb ik genoten van jullie verhalen.

    Fijne terug reis.

    Groetjes Hilda Alsemgeest