Dinsdag 23 juli, Agra

23 juli 2013 - Varanasi, India

Vroeg opstaan om de Taj Mahal in het rozige licht van de zonsopgang te kunnen zien. We starten wat moeizaam op, een korte nacht, nog niet gewend aan India, het tekort aan slaap en de hitte maken ons wat onzeker. Het toeristenbureau waar we kaartjes kopen ligt op een steenworp afstand. Voor 750 roepies krijgen we een entreekaartje, een flesje water, hoesjes voor onze schoenen als we de tombe van de Taj ingaan en vervoer in een elektrisch aangedreven busje naar de Taj. In een zone rondom de Taj mogen geen met benzine of diesel aangedreven voertuigen rijden, om te voorkomen dat de luchtvervuiling deTaj verder aantast. We haasten ons, beetje bezorgd dat we het vroege ochtendlicht gaan missen. Bij de entree blijkt dat onze rugzak door de scanner moet. Ik realiseer me dat mijn etui en EHBO-kistje erin zitten met scharen en zakmes...... Dat blijkt niet het echte probleem, de tablet met toetsenbord die we speciaal voor deze reis hebben aangeschaft mag niet naar binnen vanwege het toetsenbord. Volgens de beveiliging zijn er even terug lockers waar hij in kan. Ed gaat terug om dit te regelen. Ik loop vast naar binnen om het licht niet te missen. Het voelt niet goed maar een betere oplossing is er niet.

De Taj Mahal is bekend vanwege de architechtuur, de daarin doorgevoerde perfecte symmetrie, de enorme rijkdom en het romantische verhaal van het ontstaan. Grootmogol Shah Jahan was bezeten van zijn tweede vrouw Arjumand Bano. Toen zij in 1632 bij de geboorte van haar 14e kind overleed besloot hij de Taj te bouwen. 16 jaar werd er door 20.000 arbeiders aan gebouwd. Kosten nog moeite werden gespaard tot zijn zoon het te gek vond, de grootmogol afzette en opsloot in het fort van Agra. Daar stierf hij 8 jaar later met zijn gezicht naar de spiegel waarin het graf van zijn geliefde werd gereflecteerd.

Bij binnenkomst met een doorkijk door de toegangspoort is de symmetrie van het complex niet te missen. Het is nog rustig en vanuit de toegangspoort  is de eerste doorkijk naar de Taj Mahal. Door de bewolking is het spierwitte gebouw heel lichtgrijs. Ik kan er nog niet echt van genieten, waar blijft Ed? 

Ik word in het Engels aangesproken, of ik een foto wil maken van 2 mannen. Eerst de spullen weggestopt en toen foto gemaakt met een ouderwetse spiegelreflex. Dan blijkt dat het een Nederlander is. Zijn Indiase vriend wilde alleen op de foto als hij door een mooie vrouw werd gemaakt, mijn dag kan niet meer stuk :).

Nog een paar onrustige minuten en dan is Ed er weer, grote opluchting, Hans heeft onze laptop, scharen en zakmes overgenomen, lockers bleken er niet te zijn. Nu kunnen we echt gaan genieten van dit schitterende gebouw ondanks dat de halfedelstenen en edelmetalen grotendeels verdwenen zijn. Als de bewolking wat openbreekt en rozig zonlicht doorlaat verandert de kleur van de Taj. Het is een imponerend gebouw dat tegelijkertijd rust uitstraalt ook door de mooie aangrenzende tuinen. We zwaaien nog even naar mijn Nederlandse en Indiase vriend en gaan dan richting de uitgang.

Het is even onduidelijk hoe nu naar het hotel, we besluiten te lopen, even geen zin in een riksjah. Daar aangekomen blijkt er niemand te zijn. Dan maar op naar de plek voor het ontbijt. We zijn wel wat vroeg maar die tijd slaan we wel stuk. Riksjah geregeld, die mag echter niet dichterbij komen en dus moeten we het laatste stuk lopen. Iedere keer weer spannend, alles lijkt op elkaar, vinden we het wel? Als we bij het felgekleurde ieniemienie restaurantje aankomen blijkt dat de helft van ons gezelschap er al zit. Toast, mango lassi (soort yoghurtdrank met vers mangosap), thee en nog een pannekoek, we laten het ons goed smaken. Maar goed ook dat we niet allemaal tegelijk komen, dat past er niet eens in. Inmiddels zijn er wel een aantal zieken in de groep, last van de darmen, hoofdpijn, overgeven. Het was te verwachten met deze temperaturen, dit reistempo en de slechte hygiëne. Wij voelen ons nog goed, hebben natuurlijk wel last van de warmte (nog nooit in mijn leven zo gezweet) maar redden ons wel. 

Hans weet een plek waar ze goede koffie verkopen en omdat we nog even op de rest moeten wachten gaan we op weg naar cappuccino. Dat smaakt, daar kunnen we wel even op teren.  Dan met tuktuks naar het Rode Fort uit 1565 aan de oever van de Yamuna. Het is een groot complex met meerdere gebouwen zoals de toren waar Shah Jahan gevangen heeft gezeten en een witmarmeren paleis voor de dames van de koninklijke harem. Ook hier zijn vrijwel alle halfedelstenen en edelmetalen verwijderd. Een hoekje van het plafond van het witmarmeren paleis is gerestaureerd met bladgoud en nieuwe inleg. Het geeft een idee van hoe het er ooit moet hebben uit gezien.

Volgende stop is de wasplaats. We kijken onze ogen uit, bergen wasgoed die door mannen en vrouwen in het bruine water van de Yamuna worden gewassen. In ketels gekookt, op stenen geschrobt en in de zon gedroogd, gewoon op de grond of aan een waslijn. De was is eigenlijk schoner dan we verwachten, het is niet voor te stellen dat het hier überhaupt schoon kan worden. Ook hier is overal waar je kijkt vuilnis te zien. De grens tussen vuilstort en wasplaats is dun.
Terug naar de tuktuks, het is niet de bedoeling hier lang stil te staan, politie maant ons op te schieten. Door naar de volgende stop de Itimad-ud- Daulah (beter bekend als de baby Taj) die we gezien de warmte beperken tot een fotomoment aan de buitenkant. Liever besteden we onze resterende energie aan een bezoek aan de crematieplaats. Bij de baby Taj ontmoeten we onze Nederlander met zijn Indiase vriend voor de derde keer. Blijkbaar doen zij hetzelfde rondje.

De crematieplaats levert een wel heel bijzondere ervaring op en een goede voorbereiding op wat ons te wachten staat in Varanasi. Een vriendelijke Indiër ziet ons worstelen met de vraag wat wel mag/kan en wat niet. Hij legt ons het ritueel uit, geeft aan dat er geen enkel bezwaar is van een afstand te kijken en foto's te maken. Voor ons westerlingen is het misschien wat luguber en vreemd om te zien. Indiërs zien de crematie als een zuivering van de geest en het doorbreken van de familiebanden. Alles gericht op een goede reis van de overledene. Het lijf is niets meer dan afval die aan de aarde moet worden teruggegeven, de cirkel van het leven. Arm of rijk iedereen komt voor dit moment te staan, wat je ook opgebouwd hebt, je moet het weer loslaten.

De overledenen worden op een draagbaar, gewikkeld in mooie doeken, naar de crematieplaats gebracht waar het lichaam  op een soort van houtstapel wordt gelegd, de laatste rituelen worden uitgevoerd waarna er meer hout om en op het lichaam wordt gelegd. Het vuur wordt aangestoken door mannen, pas als er in de directe lijn geen mannen zijn komen vrouwen in aanmerking. Als er niemand is dan wordt het door een geestelijke uitgevoerd. De rook zit in onze neus en onze kleren, nog onder de indruk van wat we hebben gezien en ervaren, gaan we terug naar het hotel om ons voor te bereiden op de nachttrein naar Varanasi. 

Foto’s