18-19 februari 2020 van Zwolle naar Jakarta

19 februari 2020 - Jakarta, Indonesië

Terwijl ik dit schrijf liggen Elise en ik languit op bed. Wat een heftige dagen. De man met de hamer die na een lange vliegreis naar het oosten of het westen meestal einde van de ochtend of middag komt aanzetten, heeft bij mij geen schijn van kans. Het is hier in Jakarta echt de ene verrassing na de andere….

Eerst de reis. Van maandag op dinsdag natuurlijk nauwelijks geslapen, om 4.45 uur gaat de wekker terwijl ik normaal rond 8.00 uur opsta, Dex onze hond springt om me heen, die voelt nattigheid, terwijl ik achtereenvolgens nauwelijks gefocussed ontbijt en probeer te bedenken wat ik niet mag vergeten. Ed komt heel lief zijn bed uit zodat ik de laatste spullen in mijn bagage kan doen en dan is het om 5.40 uur tijd voor de allereerste bus. Het besef is er nog niet, straks duiken we in de vochtige hitte de geschiedenis van Edu in en beleven we hoe het nu in Indonesië is.

Op station Zwolle komen we samen, Elise heeft nog twee croissantjes gescoord, mmmmm. We zijn nu in het stadium van ‘paspoorten en pinpas zijn mee en een tandenborstel ofzo kunnen we ook daar kopen’. De stress neemt wat af als we in de trein zitten. We reizen licht, we hebben alleen handbagage bij ons. Dat was best proppen omdat op de binnenlandse vlucht maximaal 7 kg met de maten 20 x 30 x 40cm mee mag. Die maten zijn gelukt, als je onze extra tassen met camera, laptop en zo niet meetelt. 

Ruim op tijd zijn we op Schiphol, eerst maar door de bagagecheck en de douane. Dat loopt allemaal soepel, geen extra controles dit keer, de zakmessen en scharen zijn thuis gebleven. En dan is er het ‘diepe zucht moment’ bij een goede cappuccino met een lekkere bonbon. Voor mij telkens weer het punt dat ik de inpak- en vertrekstress van me kan afschudden. Dit keer is het ook anders, sinds de jaren ’80 ben ik niet langer dan 5 dagen zonder Ed geweest. Dat worden nu 2 weken en daarin moet hij ook nog voor Dex zorgen, onze lieve hond met gebruiksaanwijzing die toch vooral op mij gericht is. 

En dan beseffen Elise en ik dat we Indonesische roepia’s (IDR) bij het GWK hebben besteld. Oeps, die liggen op Schiphol Plaza, daar kunnen we niet meer naar terug. Gelukkig blijkt de ABN hier binnen ze tegen dezelfde koers op voorraad te hebben. Pffff ook weer geregeld, kunnen we in Jakarta in ieder geval de taxi naar het hotel betalen. 

Nog snel doet Elise wat laatste mails en telefoontjes, er stonden nog een aantal zaken op de actielijst van Rumah Saya die niet konden wachten. Dit project blijft een achtbaan met veel leuke berichten van mensen die achter het project staan en minder leuke berichten over de financiering. Dat laatste is echt iets om moedeloos van te worden, steeds weer nieuwe vragen, kansen en bedreigingen. Het hoort erbij maar het vreet energie. We kunnen ook echt niet alles uit eigen zak bekostigen. Het moet vanuit de Stichting gaan komen. Ik blijf worstelen met de gedachte of en hoe Elise verder kan worden ontlast bij alles wat er om het project heen nodig is, zodat zij zich op de uitvoering van Rumah Sayah kan richten. Daar zit haar kracht. Hopelijk krijgen we ook voor dat vraagstuk de komende 2 weken nieuwe inzichten en inspiratie. 

Terwijl we bezig zijn wordt Elise gebeld door Singapore Airlines, we hebben geen bagage ingecheckt. Dat klopt dus, netjes dat ze daarvoor bellen. Dat het een fijne maatschappij is om mee te vliegen blijkt ook in het vliegtuig. Heel vriendelijk personeel, goed eten, meer ruimte en minder lawaai dan bijvoorbeeld Transavia, kortom met redelijk goede moed gaan we omhoog.  

Het is een lange rustige vlucht. Echt slapen lukt niet, dus komen we behoorlijk brak aan op onze tussenstop in Singapore. Daar ervaren we de consequenties van het Corona virus. Meer mondkapjes die we zelf (voor als het moet) ook hebben aangeschaft. Van een afstand wordt gemeten of aankomende passagiers (wij dus ook) temperatuurverhoging hebben. Best wel heftig, toch weer een stukje privacy dat je voor de veiligheid inlevert. 

De overstap gaat soepel via 2 metrolijntjes naar een andere terminal en dan door naar de volgende gate. Al met al zitten we binnen 1,5 uur in onze aansluiting naar Jakarta. In de lucht krijgen we opnieuw ontbijt. Dat gaat er, ondanks dat het goed is, echt niet in, twee keer rijst in de ochtend die voor ons avond is, is wat te veel van het goede. We houden het bij fruit en vocht. 

De landing wordt alweer ingezet, het is zover, we zijn in Jakarta, de geboorteplaats van Edu. Gemengde gevoelens. Door het doorspitten van de foto’s en documenten is Edu onder mijn huid gaan zitten. Het is gek om 100 jaar na zijn geboorte voet op zijn geboortegrond te zetten. Geboortegrond die zeker in Jakarta zo heftig is veranderd dat het niet eenvoudig zal zijn om in zijn voetsporen te treden. Misschien lukt het ons fysiek, maar wat hij heeft ervaren in die andere wereld daar kunnen we alleen maar naar gissen. 

Tijd voor het nu, onze temperatuur wordt met een soort scanner tegen ons hoofd gemeten. Nog preciezer dus en op de luchthaven nog meer mondkapjes. We gaan snel door de controle, ja we komen alleen op vakantie, nou ja….. niet echt, maar dat leggen we hier maar even niet uit. Buiten blijkt het aantal mondkapjes weer af te nemen. En ja het is een duidelijk moslimland, we zullen ons hier netjes moeten kleden, benen en armen bedekt. En ja, ondanks alle adviezen en goede voorbereiding hebben we ons bij onze 1e taxi toch laten afzetten. In plaats van de meter heeft de o zo vriendelijke dame van Blue bird taxi’s met ons een vaste prijs van maar liefst 360.000 IRD laten betalen. Bijna een 0 teveel blijkt later……

In de stromende regen rijden we door het drukke Jakarta, veel beton, sloppenwoningen ook onder bruggen, weinig groen, hectiek, warm en vochtig. Ons 1e hotel Madu Inn ligt in een nauwe straat, met een soort grote overdekte carport waardoor we het hotel eerst niet zien. De mensen zijn vriendelijk, maar het hotel is op zijn zachtst gezegd niet echt schoon. We twijfelen, gaan we toch wat anders zoeken? Dan maar de hamvraag: er zijn toch geen beesten (kakkerlakken) of beestjes (bedwantsen) in de niet al te grote vieze kamer? Het antwoord: ‘I’m pretty sure they are not in this room’ wordt door Elise vertaald als ‘ga er maar vanuit dat ze er zitten’. Maar omdat het volgens mij wel meevalt en verhuizen ook gedoe is accepteren we de spuitbus en een grotere kamer die net wat schoner en prettiger is. Dat zal later een hele goede beslissing blijken.

Pffff eerst douchen, het klamme zweet er voor even af, heel even rusten en dan op pad. Pritah, het meisje van de receptie heeft om 10.30 uur een taxi voor ons besteld. De douche is fijn, het bed heerlijk, de verleiding groot…. Maar nee, we blijven hier maar 2 nachten, dus naar buiten. 

De telefoon gaat, de taxi is er al. We rijden naar het Monumen Nasional, een enorm monument dat de strijd voor de onafhankelijkheid van Indonesië symboliseert. We betalen ongeveer een tiende van de vorige taxirit en weten nu zeker dat we zijn afgezet. Niks aan te doen, we zijn niet de eersten en waarschijnlijk ook niet de laatsten. Vanaf nu willen we de meter aan, dan weten we waar we aan toe zijn. 

Het is droog maar nog bewolkt. Er zijn nauwelijks toeristen. We worden dan ook al snel aangesproken door een gids. Hij blijkt goed Nederlands te kunnen spreken, kent Zwolle omdat hij in de omgeving van Dronten heeft gewoond, maar is de Nederlandse kou weer ontvlucht. Hij wijst ons de weg naar de ingang van het monument. Dat schijnt nu een typisch uitstapje voor schoolkinderen en ouders met jonge kinderen te zijn. Dat snappen we, met de lift omhoog naar het uitzicht over Jakarta en dan in de kelder de diorama’s over de geschiedenis van Indonesië, leerzaam en leuk. We genieten van het gekrioel van de kinderen, de hoge stemmetjes, de brutale jongetjes, de uniformpjes en de nieuwsgierige blikken. Elise blijkt erg in trek, diverse ouders willen dat ze met hun kinderen op de foto gaat. Ach waarom ook niet, het is wel grappig en brengt ons dichter bij de mensen. De eerste nieuwsgierige blikken (we zien er echt anders uit) veranderen snel naar een glimlach als we contact maken. Het is dan ook echt niet erg dat we moeten wachten omdat de lift het even niet doet. Kan gebeuren toch? De beheerder, waar we ook al een praatje mee maken, is zichtbaar verrast dat we er geen probleem van maken. Er wordt denk ik wel eens anders gereageerd. 

Voor de uitvoering van Rumah Saya heeft Elise ook een microfoon bij zich. Daarmee wil ze de geluiden van Indonesië opnemen, die van de kinderen maar ook het nogal heftige lied uit de luidsprekers zijn de eerste. Gelijk een mooi contrast. Eenmaal boven na wat gestuntel bij de ingang (ook de poortjes hebben kuren) ligt Jakarta aan onze voeten. Het doet me niet veel, voor mij is het gewoon een grote volle stad met sloppenwijken, oude gebouwen, betonnen flats, architectonische hoogstandjes, niet al te veel groen en op veel plekken troep. De bewolking helpt natuurlijk ook niet echt. Dus naar beneden naar de diorama’s. Volgens de gids zijn niet alle Nederlanders daar enthousiast over. Ze tonen de geschiedenis door de ogen van de Indonesiërs en dat is iets waar Nederland nog steeds mee worstelt. Dat blijkt alleen al uit onze geschiedenisboekjes. Ik heb nooit geleerd wat Nederland daar echt heeft gedaan, wat er politiek is besloten en welke consequenties dat had. Dat is toch eigenlijk vreemd. Als we niet meer zo willen doen en denken als toen moeten we eerlijk en open zijn over toen en over nu, en de verhalen doorgeven aan volgende generaties. Dat is ook waar Rumah Saya voor is bedoeld. Wij vinden de diorama’s dan ook niet zo spannend, het accent ligt hier ergens anders. De internering van Nederlanders in Jappenkampen komt bijvoorbeeld niet echt aan de orde, de internering van Romusha’s (vooral Javanen) wel. Maar daar besteden wij in onze geschiedenisboeken dan ook weer nauwelijks aandacht aan.

Tijd voor de lunch. We besluiten te lopen, onze gids is weer terug en begeleidt ons met nog meer informatie naar de uitgang. Hij blijkt als gids een vaste baan te hebben, maar wekt de indruk bij ons wat bij te willen verdienen. Daar hebben we niet echt behoefte aan. Dus nemen we vriendelijk afscheid en lopen om het monument heen naar het station waar we nasi speciaal met thee bestellen. Goed te doen, even bijkomen bij de airco. We sluiten bij de Starbucks af met een cappuccino en dan is het tijd voor een volgende taxi naar het ereveld Menteng Pulo.

De taxibestuurder kent het niet, we belanden op een algemene begraafplaats. Even navragen en dan blijkt dat deze begraafplaats praktisch aan het ereveld grenst. Daar aangekomen blijkt het hek dicht. Dat wisten we, het staat er ook. Gewoon aanbellen dan komt er iemand opendoen. Maar na 3 keer bellen is er nog niemand. Dat valt op, wij vallen op…. Dus na een luide schreeuw van een Indonesiër komt er toch iemand aanlopen. Ze waren hard bezig in de tuin en hadden ons niet gehoord. Nadat we aan Marcus, een vriendelijke beheerder, hebben verteld waarom we hier zijn, lopen we het ereveld op. Echt waar, iedereen is hier heel hulpvaardig en attent.

Het ereveld blijkt een bijzondere plek, schitterend onderhouden, verdeeld in diverse vakken met verschillende groepen slachtoffers, burgers en militairen. Het columbarium, de verzameling urnen van gestorven militairen, is echt bijzonder. De vijver, de bloeiende struiken en bomen, de aangrenzende kerk, de urnen, de namen, functies en data, rust, ruimte voor herdenking, bezinning. En nogmaals alles echt fantastisch onderhouden. Langs de graven lopend word ik gegrepen door de diversiteit aan nationaliteiten, namen, leeftijden en bijgevoegde teksten. Velen zijn onder de 25 jaar, soms zelfs 16 jaar en hadden net als ieder mens familie en vrienden. Zoveel mensen, zoveel verhalen, zoveel leed. En toch….. we lijken het nooit te leren… Een laatste blik, de namen van bekenden vastgelegd in ons geheugen, napratend met Marcus stappen we naar buiten. De overgang van rust en groen naar het nu kan niet groter zijn.

Toeterende auto’s, brommertjes, heel veel sjofele winkeltjes, handkarren en mannen, vooral veel mannen, die kijken naar Elise. Als moeder de gans blijf ik in haar buurt en straal uit dat zij uit de buurt moeten blijven. Het is eigenlijk wel grappig, we voelen ons niet onveilig maar stralen ook duidelijk uit ‘afblijven’. Dus zijn ze vriendelijk, mogen we een foto maken van de vogeltjes die net als vroeger in hun kooitjes buiten hangen en neemt Elise ondertussen geluiden van het verkeer op. Waar ik dan weer doorheen kakel omdat ik niet oplet…

Maar als ik ergens wat wil gaan drinken houdt Elise me tegen, dit is volgens haar een mannenplek waar wij niet thuishoren. Ik kan het me nauwelijks voorstellen en vraag het aan een taxichauffeur. Die zegt dat het klopt en biedt aan iets voor ons te halen. Heel aardig maar dat is niet de bedoeling we willen even zitten. Niet hier dus! Ik had het echt niet in de gaten, andere wereld.

Het valt me opnieuw op hoe gracieus de vrouwen hier gekleed zijn. De jongere vaak in strakke broek, een shirt/trui met lange mouwen, een overgooier eroverheen en een hoofddoek, de jonge moeders en oudere vrouwen gaan elegant gehuld in kleurrijke stoffen met bijpassende hoofddoeken. Alleen de schoenen wijken soms af, van elegant schoeisel tot slippers met sesamstraat erop en sneakers. En de kinderen… allemaal prinsjes en prinsesjes.

We zijn bij een hotel, daar is een café bij waar we heerlijk rustig een colaatje (goed voor de darmen) kunnen drinken en cake kunnen delen. De serveerster is vriendelijk, ze zegt dat ze Elise erg mooi vindt en dat ze vast een vriend heeft. Waarschijnlijk blijft dat deze hele reis zo gaan..… Ze had haar echter duidelijk jonger geschat. We naderen het einde van de dag, en dus tijd om over het avondeten na te denken. We hebben niet veel zin. Even verderop is een winkelcentrum, misschien kunnen we daar wat kopen en dan terug met een taxi naar het hotel. Er is echter 1 hindernis. We moeten een hele drukke weg (2 keer 3 banen en overvol) over of een heel stuk omlopen. Daar heeft de veiligheidsbeambte van het hotel, een stevige kerel, wel een oplossing voor. Terwijl zijn collega’s in een deuk liggen, pakt hij een fluitje en een bordje en leidt hij ons kordaat dwars door het verkeer naar de overkant. Echt bizar, als makke schapen lopen we met onze held van de dag tussen tientallen rijdende auto’s en brommers door. Met dat etiket gaat hij lachend dezelfde weg weer terug! 

In het winkelcentrum een heerlijk Italiaans caprese broodje (Piadina) met veel water en een cappuccino toe. Elise valt echt bijna om. In de taxi terug naar het hotel, slapen denken we. 

De rit duurt lang, het regent weer hard en het is druk. Eenmaal in het hotel blijkt dat het personeel bezig is geweest met onze vraag over een bezichtiging van de wijk waar Edu in 1920 geboren is (‘Meester Cornelis’ nu ‘Jatinegara’) en de haven van Jakarta 'Tanjung Priok' waar hij als gevangene in 1943 een tussenstop heeft gemaakt. Om een lang verhaal kort te maken (het is al zo lang) morgen gaan we met een familielid van een personeelslid deze plekken en de oude stad bezoeken. Het is niet handig en in Jatinegara ook niet verstandig om dit als 2 Hollandse vrouwen te doen. Ze hebben echt veel moeite gedaan en doorgevraagd om ons te helpen. Eigenlijk zou de manager het liefst willen dat we ook met haar moeder gaan praten. Die is in 1930 geboren en spreekt een paar woorden Nederlands. Ze weten weinig van haar en ze wordt vergeetachtig. Liedjes zingen helpt en die gaan vaak over die tijd. Het zou echt super zijn als dat zou lukken, de kans is echter klein, we gaan namelijk overmorgen al weer naar Bandung…..

Nu echt genoeg, foto's volgen morgen. Dan krijgen we het ontbijt om 9.30 uur op de kamer en worden we om 10.00 uur opgehaald. Elise is al onder zeil, nu ik nog…

Foto’s